Het afhandelen van verloren en achtergelaten voorwerpen was gebaseerd op de wet van 30 december 1975 betreffende de goederen, buiten particuliere eigendommen gevonden of op de openbare weg geplaatst ter uitvoering van vonnissen tot uitzetting en de wet van 21 februari 1983 betreffende de verkoop van sommige achtergelaten voorwerpen.
Beide wetten zijn opgeheven door de wet van 4 februari 2020 houdende boek 3 “Goederen” van het Burgerlijk Wetboek [titel 3 Eigendomsrecht] vanaf 1 september 2021 waardoor de procedures die de gemeente tot nu toe toepaste, moeten wijzigen.
De gemeente zal hierbij veel meer rekening moeten houden met de rechten van de eigenaars.
Wat houdt de nieuwe regelgeving concreet in?
De vinder moet een redelijke poging ondernemen om de eigenaar van het gevonden voorwerp terug te vinden. Vindt deze de eigenaar niet terug, dan moet de vinder binnen de zeven dagen aangifte doen bij de gemeente waar de zaak gevonden is, of een andere gemeente naar keuze.
De gemeente neemt de zaak dan op in haar register van gevonden zaken en laat dit desgevallend weten aan de gemeente waar de zaak gevonden werd. Deze laatste gemeente maakt daar dan ook melding van in haar eigen register. Neemt de gemeente de zaak in bewaring, is zij daar dan ook aansprakelijk voor. (Houdt de vinder de zaak in bewaring, dan is hij ervoor aansprakelijk.)
Ondertussen doet de gemeente de nodige inspanningen om de eigenaar te bereiken. Indien de eigenaar gekend is, brengt de gemeente hem of haar binnen de maand na ontvangst van de aangifte op de hoogte per aangetekende zending. Tal van gemeenten doen ook inspanningen om rechtmatige eigenaars via sociale media te bereiken.
De gemeente of vinder is in elk geval verplicht de goederen 6 maanden te bewaren, tenzij het gaat om goederen die snel bederven of schadelijk zijn voor de openbare hygiëne, gezondheid of veiligheid óf fietsen. Fietsen moeten maar 3 maanden worden bijgehouden. Is de termijn verstreken, kan de gemeente of de vinder op een economisch verantwoorde wijze beschikken over de zaak. Dit kan verschillende zaken betekenen:
Ingeval van verkoop moet de gemeente de opbrengst ter beschikking van de eigenaar of van zijn rechtverkrijgenden houden.
Het voorwerp blijft toebehoren aan zijn oorspronkelijke eigenaar en de gemeente of vinder wordt slechts eigenaar vijf jaar na de opname in het register voor zover de oorspronkelijke eigenaar zich niet kenbaar heeft gemaakt.
De gemeente heeft een retentierecht, zolang de eigenaar de verplichting tot vergoeding van de redelijke kosten van bewaring, behoud en opsporing niet heeft nagekomen.
Het afhandelen van verloren en achtergelaten voorwerpen was gebaseerd op de wet van 30 december 1975 betreffende de goederen, buiten particuliere eigendommen gevonden of op de openbare weg geplaatst ter uitvoering van vonnissen tot uitzetting en de wet van 21 februari 1983 betreffende de verkoop van sommige achtergelaten voorwerpen.
Beide wetten zijn opgeheven door de wet van 4 februari 2020 houdende boek 3 “Goederen” van het Burgerlijk Wetboek [titel 3 Eigendomsrecht] vanaf 1 september 2021 waardoor de procedures die de gemeente tot nu toe toepaste, moeten wijzigen.
De gemeente zal hierbij veel meer rekening moeten houden met de rechten van de eigenaars.
Wat houdt de nieuwe regelgeving concreet in?
De vinder moet een redelijke poging ondernemen om de eigenaar van het gevonden voorwerp terug te vinden. Vindt deze de eigenaar niet terug, dan moet de vinder binnen de zeven dagen aangifte doen bij de gemeente waar de zaak gevonden is, of een andere gemeente naar keuze.
De gemeente neemt de zaak dan op in haar register van gevonden zaken en laat dit desgevallend weten aan de gemeente waar de zaak gevonden werd. Deze laatste gemeente maakt daar dan ook melding van in haar eigen register. Neemt de gemeente de zaak in bewaring, is zij daar dan ook aansprakelijk voor. (Houdt de vinder de zaak in bewaring, dan is hij ervoor aansprakelijk.)
Ondertussen doet de gemeente de nodige inspanningen om de eigenaar te bereiken. Indien de eigenaar gekend is, brengt de gemeente hem of haar binnen de maand na ontvangst van de aangifte op de hoogte per aangetekende zending. Tal van gemeenten doen ook inspanningen om rechtmatige eigenaars via sociale media te bereiken.
De gemeente of vinder is in elk geval verplicht de goederen 6 maanden te bewaren, tenzij het gaat om goederen die snel bederven of schadelijk zijn voor de openbare hygiëne, gezondheid of veiligheid óf fietsen. Fietsen moeten maar 3 maanden worden bijgehouden. Is de termijn verstreken, kan de gemeente of de vinder op een economisch verantwoorde wijze beschikken over de zaak. Dit kan verschillende zaken betekenen:
Ingeval van verkoop moet de gemeente de opbrengst ter beschikking van de eigenaar of van zijn rechtverkrijgenden houden.
Het voorwerp blijft toebehoren aan zijn oorspronkelijke eigenaar en de gemeente of vinder wordt slechts eigenaar vijf jaar na de opname in het register voor zover de oorspronkelijke eigenaar zich niet kenbaar heeft gemaakt.
De gemeente heeft een retentierecht, zolang de eigenaar de verplichting tot vergoeding van de redelijke kosten van bewaring, behoud en opsporing niet heeft nagekomen.
Artikel 1. GEVONDEN VOORWERPEN OP HET OPENBAAR DOMEIN
1.1. Concreet
Een voorwerp wordt gevonden op het openbaar domein. De vinder moet een redelijke poging ondernemen om de eigenaar van het gevonden voorwerp terug te vinden. Vindt deze de eigenaar niet terug, dan moet hij binnen de 7 dagen een aangifte doen bij de gemeente waar het voorwerp gevonden is, of een ander lokaal bestuur naar keuze. De gemeente neemt de zaak dan op in haar register van gevonden voorwerpen en laat dit desgevallend weten aan de gemeente waar de zaak gevonden werd. Deze laatste maakt hiervan melding in het eigen register.
Verloren voorwerpen kunnen tijdens de openingsuren van het stadhuis afgeleverd worden aan het onthaal of op het politiekantoor.
De gemeente doet de nodige inspanningen om de eigenaar te vinden. Als de eigenaars of rechtverkrijgenden gekend zijn, worden zij binnen de maand na de aangifte per aangetekend schrijven aangemaand om hun eigendommen te komen ophalen.
1.2. Registratie
Het secretariaat staat in voor de registratie van de voorwerpen.
In het register zijn minstens volgende velden opgenomen:
Dit register kan geraadpleegd worden op het secretariaat tijdens de openingsuren van het stadhuis (na afspraak).
1.3. Bewaring
De wettelijke bewaartermijn bedraagt 6 maanden. Uitzonderingen hierop zijn:
Minder dan zes maanden geleden verloren voorwerpen kunnen afgehaald worden op het secretariaat tijdens de openingsuren van het stadhuis.
Als het voorwerp wordt afgehaald, wordt in het register de datum van ophaling en de gegevens van de ophaler genoteerd. De ophaler tekent voor ontvangst.
1.4. Verwijdering
Na 6 maanden kan de gemeente op een economisch verantwoorde wijze beschikken over het voorwerp.
De gemeente kan na afloop van deze termijn afhankelijk van de waarde van het goed (waardevol, van geringe waarde, niet bruikbaar, vuil of onhygiënisch):
Ingeval van VERKOOP moet het gaan om een redelijke prijs zodat de eigenaar die het goed eventueel toch op een later tijdstip komt ophalen een redelijke verkoopopbrengst kan krijgen.
Het voorwerp blijft toebehoren aan zijn oorspronkelijke eigenaar. De gemeente of vinder wordt slechts eigenaar vijf jaar na de opname in het register voor zover de oorspronkelijke eigenaar zich niet kenbaar heeft gemaakt.
De gemeente heeft een retentierecht zolang de eigenaar de verplichting tot vergoeding van de kosten van bewaring en transport (door externe diensten) niet heeft nagekomen.
Na 6 maanden kan de gemeente op een economisch verantwoorde wijze beschikken over de auto/wrak.
Afhankelijk van de waarde (waardevol, van geringe waarde, niet bruikbaar) zal de gemeente:
Ingeval van VERKOOP moet het gaan om een redelijke prijs zodat de eigenaar die de auto eventueel toch op een later tijdstip komt ophalen een redelijke verkoopopbrengst kan krijgen.
Gevonden gelden op het openbaar domein kunnen afgeleverd worden aan het onthaal van het stadhuis tijdens de openingsuren of op het politiekantoor.
Het secretariaat staat in voor de registratie en bezorgt de gelden aan de financieel directeur. De geldsommen worden in de stadskas gestort en worden dan eigendom van de gemeente.
Artikel 5. UITHUISZETTINGEN
5.1. Concreet
De deurwaarder maakt bij binnenkomst een opdeling van goederen die hijzelf in beslag neemt, en goederen die door de gemeente mogen worden meegenomen.
Meestal gaat het hier over goederen van weinig of geen waarde aangezien de deurwaarder de goederen van waarde meeneemt.
5.2. Waarde van het goed
Bruikbare goederen
De goederen worden 6 maanden bewaard in het magazijn van de uitvoeringsdienst
De eigenaar wordt gecontacteerd met de vraag om goederen op te halen voor het verstrijken van de ophaaltermijn.
Bij niet-ophaling na 6 maanden worden bruikbare goederen ter beschikking gesteld van de kringloopwinkel.
Niet-bruikbare, vuile of onhygiënische goederen
Deze goederen worden door de uitvoeringsdienst niet in bewaring genomen maar onmiddellijk vernietigd.
Meestal gaat het over goederen van weinig of geen waarde.
5.3. Registratie
De nog bruikbare goederen die in bewaring worden genomen, worden geregistreerd.
5.4. Kosten
De gemaakte kosten door externe diensten omtrent bewaring, transport en mogelijke vernietiging van het goed kunnen rechtstreeks verhaald worden op de eigenaar.
De gemeente heeft een retentierecht zolang de eigenaar de verplichting tot vergoeding van de kosten van bewaring en transport (door externe diensten) niet heeft nagekomen.
Artikel 6. AANPASSING ALGEMEEN POLITIEREGLEMENT
Artikel 21, afdeling 4. Privatieve ingebruikneming van de openbare ruimte, Hoofdstuk III. De openbare veiligheid en vlotte doorgang van het Algemeen Politiereglement van de stad Aarschot wordt gewijzigd als volgt:
'Indien om welke reden dan ook een persoon uit het huis dat hij/zij bewoont, wordt gedreven en diens meubels op de openbare weg worden gezet, moet deze persoon ze op het moment van de uitzetting verwijderen. Indien de eigenaar zijn goederen niet onmiddellijk verwijdert, zullen ze door de gemeente gedurende zes maanden worden bewaard.'