De stad Aarschot wil ook in 2023 en 2024 de horeca-uitbaters een hart onder de riem steken, gezien de moeilijke situatie voor de horeca sinds de pandemie en de huidige energiecrisis.
Aan de gemeenteraad wordt daarom voorgesteld te beslissen dat Voor het aanslagjaar 2023 en 2024 de belasting op de terrassen niet wordt geheven.
De gemeenteraad keurde in zitting van 10.03.2022 n.a.v. de coronacrisis een wijziging goed van het belastingreglement op de terrassen nl.
De stad Aarschot wil ook in 2023 en 2024 de horeca-uitbaters een hart onder de riem steken, gezien de moeilijke situatie voor de horeca sinds de pandemie en de huidige energiecrisis.
Artikel 1
Voor het aanslagjaar 2023 en 2024 wordt de belasting op de terrassen niet geheven.
Voor het aanslagjaar 2025 heeft het besluit van de gemeenteraad van 12.12.2019 houdende goedkeuring van de belasting op de terrassen wel uitwerking.
Artikel 2
De gemeenteraadsbeslissing van 12.12.2019 houdende goedkeuring van de belasting op de terrassen 2020-2025 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 1
Er wordt voor het aanslagjaar 2025 een belasting gevestigd op de terrassen.
Artikel 2
De belasting is verschuldigd door de persoon voor wiens rekening de uitbating geschiedt en aan wie de vergunning tot aanwending van het openbaar domein zoals vermeld, wordt toegestaan.
Artikel 3
De belasting bedraagt
o 16,5 euro/m² per jaar (winterterras)
o 11,1 euro/m² per jaar (zomerterras)
rekening houdende met het feit dat de gedeelten der oppervlakten die geen volledige vierkante meter bedragen toch voor een volledige zullen aangerekend worden. De belasting is volledig verschuldigd, welke ook de datum van aflevering, de verzaking of de intrekking van de toelating is.
De bedragen zijn gekoppeld aan de evolutie van de gezondheidsindex en stemmen overeen met de gezondheidsindex van de maand oktober 2019. Deze bedroeg 108,98 (gezondheidsindex 2013 = 100). Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het gezondheidsindexcijfer van de maand oktober die aan de aanpassing voorafgaat. Het bedrag na indexering zal worden afgerond naar de hogere tien cent.
Artikel 4
Vrijstelling van de belasting kan toegestaan worden bij feestelijkheden waaraan de stad haar medewerking verleent en die officieel door het college van burgemeester en schepenen zijn vastgesteld.
Een gedeeltelijke vrijstelling van de belasting wordt niet toegestaan. Nochtans in geval van overname van een zaak, zal de belasting voor het lopende jaar geen tweede maal moeten betaald worden.
Indien de inname van het openbaar domein voor horecaterrassen door de ligging eveneens vergund dient te worden door derden, zoals Agentschap Wegen en Verkeer of De Vlaamse Waterweg, en deze instanties retributie heffen, wordt de oppervlakte - aangerekend in de vergunning van deze derden - vrijgesteld voor de gemeentelijke retributie.
Artikel 5
De belasting wordt contant betaald bij de aflevering van de vergunning tegen afgifte van een betalingsbewijs. Bij gebreke van betaling wordt de belasting ingekohierd en wordt een kohierbelasting.
Artikel 6
De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd. De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden vanaf de datum van de contante inning.
Bezwaarschriften kunnen onder zelfde voorwaarden en binnen dezelfde termijn worden ingediend via een duurzame drager.
Het college van burgemeester en schepenen of een personeelslid dat speciaal daarvoor is aangewezen, stuurt binnen vijftien kalenderdagen na de indiening van het bezwaarschrift een ontvangstmelding enerzijds naar de belastingschuldige en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger en anderzijds naar de financieel directeur van de stad. De ontvangstmelding kan via een duurzame drager worden gestuurd.
Artikel 7
Zonder afbreuk te doen aan het huidige decreet van 30 mei 2008, zijn van overeenkomstige toepassing op de provincie- en gemeentebelastingen:
1. de bepalingen van titel VII, hoofdstuk 1, 3, 4, 6, 7 en 8 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, voor zover deze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen;
2. het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen van 13 april 2019, met uitzondering van artikel 43 tot en met 48.