Voor haar algemene financiering heft de stad Aarschot een belasting op de kampeerverblijfparken.
Het betreft een herziening van een bestaand belastingreglement (versie GR 2019). Met name wordt het reglement geüniformiseerd samen met de andere belastingreglementen van toepassing op grondgebied Aarschot. Het aanslagbedrag wordt op hoger tarief geplaatst (75,- euro voor 2023 vs. 60,- euro cfr. besluit GR 2019) gelet het ontbreken van een indexatiemechanisme of getrapte verhoging van het tarief.
De belasting is verschuldigd door - in eerste instantie - de exploitant. Een ambtshalve inning verhoogt het bedrag met 100 %.
Gelet op:
Overwegende dat:
De financiële toestand van de stad rechtvaardigt de invoering van alle rendabele belastingen.
Artikel 1 - Heffingstermijn en belastbaar feit
Er wordt voor de aanslagjaren 2023 tot en met 2026 een jaarlijkse gemeentebelasting gevestigd op het verhuren van standplaatsen op kampeerterreinen en kampeerverblijfparken. Voor de toepassing van dit reglement wordt aan de termen “kampeerterrein” en “kampeerverblijfplaats” dezelfde betekenis gegeven als “plaats voor openluchtrecreatieve verblijven” voorzien bij besluit van de Vlaamse regering van 17 maart 2017 tot uitvoering van het decreet betreffende het toeristisch logies.
Artikel 2 - Definities
Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:
Artikel 3 - Belastingplichtige
De belasting is verschuldigd door de exploitant van het kampeerterrein en/of de kampeerverblijfplaats. Ingeval er sprake is van meerdere exploitanten, is de belasting door hen hoofdelijk verschuldigd. Indien de exploitant niet gekend is, worden de eigenaars van het goed, waar het kampeerterrein en/of kampeerverblijfplaats worden uitgebaat, geacht de exploitant te zijn.
De belasting wordt toegepast ook als de uitbater voor de exploitatie niet beschikt over de nodige wettelijke en/of reglementaire vergunningen. Het aanrekenen en betalen van de belasting houdt niet in dat automatisch een exploitatievergunning is toegekend.
De belasting wordt toegepast, ook al blijven de standplaatsen onbezet of onbetaald.
Artikel 4 - Berekeningsgrondslag en tarief
De tarieven worden voor de aanslagjaren 2023 t.e.m. 2025 worden vastgesteld per standplaats bestemd voor het verblijf van toeristen.
De tarieven bedragen voor:
De belastingen zoals vastgesteld in deze verordening zijn ondeelbaar en voor het ganse jaar verschuldigd door de belastingplichtige.
Artikel 5 - Vrijstellingen
De belasting is niet verschuldigd voor:
Artikel 6 - Wijze van invordering en betaling
De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard door het College van Burgemeester en Schepenen.
De belasting moet worden betaald binnen 2 maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
Artikel 7 - Aangifteplicht
De belastingplichtige ontvangt een aangifteformulier dat door hem, behoorlijk ingevuld en ondertekend, voor de erin vermelde vervaldatum moet worden teruggestuurd.
De belastingplichtige die geen aangifteformulier heeft ontvangen, is gehouden uiterlijk op 1 juli van het aanslagjaar, aan het gemeentebestuur de voor de aanslag noodzakelijke gegevens ter beschikking te stellen.
Als aangiftedatum geldt de postdatum of (bij afgifte) de datum vermeld op het ontvangstbewijs. Valt de uiterste indieningsdatum op een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag, dan wordt de vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende werkdag.
Een belastingplichtige die niet spontaan een aangifteformulier gekregen heeft, kan dit op eenvoudig verzoek bekomen.
Artikel 8 - Ambtshalve vestiging
Bij gebrek aan aangifte binnen de vastgestelde termijn of bij onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, kan de belasting ambtshalve ingekohierd worden.
De ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd met 100% van de ontdoken belasting. In geen geval mag het verhoogd recht het dubbele van de verschuldigde belasting overschrijden.
De belastingverhoging wordt gelijktijdig en samen met de ambtshalve belasting ingekohierd.
Artikel 9 - Geschillen en bezwaren
De belastingschuldige kan tegen deze belasting een bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen.
Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, gemotiveerd en ondertekend zijn.
De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet waarop de bezwaartermijn vermeld staat of vanaf de kennisgeving van de aanslag.
Bezwaarschriften kunnen onder dezelfde voorwaarden en binnen dezelfde termijn worden ingediend via een duurzame drager.
Het college van burgemeester en schepenen of een personeelslid dat speciaal daarvoor is aangewezen, stuurt binnen de 15 kalenderdagen na de indiening van het bezwaarschrift een ontvangstmelding enerzijds naar de belastingschuldige en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger en anderzijds naar de financieel directeur van de stad. De ontvangstmelding kan via een duurzame drager worden gestuurd.
Artikel 10 - Inwerkingtreding
Onderhavig reglement treedt op 1 januari 2023 in werking, en neemt een einde op 31 december 2026.